Vogels spotten is superleuk. Uitdagend, rustgevend en opwindend tegelijk. En dikwijls ook eindeloos frustrerend. Vogels zijn net kinderen. Ze zitten zelden lang stil op één plek en laten zich al helemaal niet soepeltjes regisseren.
Bij het spotten staan alle zintuigen op scherp, al ben ik zelf helaas vooral afhankelijk van wat mijn ogen me te vertellen hebben. Van het oorwerk - niet geheel onbelangrijk bij het vogel spotten, zo niet het allerbelangrijkst - moet ík het niet echt hebben. En dat is niet alleen te wijten aan het tekort aan kennis op het gebied van vogelgeluiden.
Mijn inmiddels al aflatende gehoorvermogen op verschillende geluidniveaus, slaat pas echt op tilt als meerdere vogelsoorten besluiten tegen elkaar in te zingen, roepen, of alarmeren. Een kakofonie maakt het in mijn geval alleen maar slechter. Ik kan mezelf dan ook zonder probleem classificeren als de dove Kwartel. En in tegenstelling tot de kwartel, die godzijdank 'quasi-doof' is, blijk ik wél echt auditief gemankeerd. In het veld dan, want thuis luister ik nog altijd met veel genoegen naar muziek. Toegegeven, met het volume-schuifje een behoorlijk eind naar rechts of in de dubbele getallen.
Ik moet het dus als het om vogels gaat, vooral hebben van wat mijn ogen mij te vertellen hebben. Maar een enkele keer blijken ook mijn ogen niet mijn Life Line. Vandaag was zo'n dag waarop zelfs het onomstotelijk bewijs (een oneindige serie foto's en filmpjes) me tot wanhoop dreven.
Vanmiddag bij het doelgericht observeren van Putters (Distelvink), die heerlijke, kleurrijke, dansende vliegers in kolonie (dé ware antidepressiva's voor grijze, donkere Hollandse dagen) kwam onverwacht iets geheel anders in beeld. Ik nam er de tijd voor, omdat ik de vogel in die gepresenteerde outfit op die plek nog niet eerder had gespot. Enige opwinding overviel me.
De vogel, een vastberaden framboos-etende gevleugelde, gespeend van enig decorum aan tafel, nam na de maaltijd alle tijd voor het uitbuiken op een tak in de zon, voordat de vlucht weer werd ingezet. Hij gunde me duidelijk mijn plezier en vast staat dat als vogels konden lachen, een flinke grijns op zijn snavel zichtbaar zou zijn, door de voorkennis over wat me te wachten zou staan in het spel 'Wie ben ik?'
Bij thuiskomst kon ik aan het werk. Intensief zoekwerk, maar wel eerst na het nuttigen van een goede maaltijd, want van uren buiten zijn, lopen en vogels kijken krijg je trek. Mijn eigen gulzigheid aan tafel benaderde die van de vreter op de tak met zijn conische, korte, dikke snavel waaruit de frambozendrek aan alle kanten naar buiten geperst werd.
Over het algemeen helpt 'Google Lens' zelfs de grootste digibeet en vogel-leek laveren door een oerwoud van vogelsoorten, maar de vretende vogel die ik had weten vast te leggen, werd voor van alles en nog wat uitgemaakt: Roodstuitdikbekje, Haakbek, Zwartkeelberghoningkruiper, Goudvink en ga zo maar door. Om gek van te worden, want nogal wat van de google suggesties bleken soorten die alleen op de Noordpool, in Afrika of in Suriname voor te komen.
Mijn avond zoekwerk werd nog eens extra lastig gemaakt door een aantal factoren waarmee ik tevens rekening diende te houden.
De vogel in kwestie leek nog maar net uit bad gesprongen, waardoor ik zijn verenkleed op het scherm met de verbeeldingsföhn moest drogen en gladstrijken. Mocht het echter om een jong exemplaar (juveniel) gaan, dan zouden die donzige, slordige plukken wel kunnen kloppen, ook zonder waterbad. En jawel, ook de invloed van het eventueel (jeugd)ruien mocht ik niet uitsluiten in deze tijd van het jaar, bij dit voor mij hogeschool determineer vraagstukje.
Mijn eigen eerste vermoedens bij het zien van de vogel, bleken ook thuis opnieuw in de richting te gaan van de Goudvink. Het uiterlijk van een Goudvink laat normaliter weinig aan twijfel over.
Qua grootte, spanwijdte en bouw leek het allemaal aardig te kloppen. Een nogal compacte plompe vink, waarvan de korte, houtskoolzwarte, dikke, zware snavel echt de doorslag gaf en waarvan ook het opvallend bijna karmijnrood op buik en wangen aanwezig leek. Weliswaar in plukken en weinig ordelijk. Het ontbreken van de normaliter duidelijk gerande zwarte kap, zo kenmerkend voor zowel vrouwtje als mannetje Goudvink, ontbrak bij mijn vogel en dat bracht me bij herhaling aan het wankelen.
Ik bleef verzuchten achter mijn scherm: "Oh wist ik het maar, oh was ik maar een vogelaar".
Mijn waarneming definiëren als 'Goudvink Juveniel' maakt het verhaal het meest plausibel. Ik vertrouw erop dat ooit een professionele vogelaar me uit mijn twijfel-stand zal trekken. Een ieder ter zake kundig, wordt uitgenodigd hiertoe, want deze vogel heeft me echt een avond hoofdbrekens bezorgd. En een mens met een extreem grote neus of andere opvallende eigenschap negeren, lukt in de regel ook maar moeilijk. Je moet wat. Gebiologeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten