"Hoe werkt bevruchting van bloem? Bestuiving is de overdracht van stuifmeelkorrels vanuit de helmdraad naar de stamper van een bloem. De stuifmeelkorrels bevatten de mannelijke geslachtscellen, in de stamper zitten één of twee eicellen. Door middel van bestuiving komen de mannelijke cellen bij de eicellen en is er een kans op bevruchting."
Door het kweken van wilde viooltjes met als doel het ondersteunen van de parelmoervlinder-soorten, ben ik op het spoor gekomen van een verschijnsel waar ik geen weet van had.
De vier verschillende wilde viooltjes die ik kweek, hebben allen gebloeid met normale bloempjes. Tot mijn vreugde. Ieder soort in eigen kleur en vorm. De Zinkviooltjes geven op dit moment in de tuin nog steeds bloempjes.
Na de bloeiperiode (in het voorjaar) en de zaadzetting, worden tot mijn verbazing nu nog steeds zaaddoosjes afgegeven bij alle soorten, terwijl ik alleen maar knoppen zie in de planten, zonder dat deze zich ontvouwden tot bloemen. Dat riep vragen op.
Wat blijkt nu, de bloemen ontwikkelen zich niet verder dan een soort knopstatium. Ze bestuiven zichzelf waarna er een 'normale' en tevens kiemkrachtige zaaddoos ontstaat. De stuifmeelbuizen groeien binnen de gesloten bloem naar de stempels toe en er vindt op deze wijze een bevruchting plaats. Dit verschijnsel heet 'CLEISTOGAMIE' en komt voor bij o.a. viooltjes, paarse dovenetel, klaverzuring en vlasleeuwenbek. Tarwe bloeit ook cleistogaam.
Deze eigenschap van sommige planten werd ontdekt in 1732 door Johann Jacob Dillenius. Cleistogaam is een samentrekking van twee Griekse woorden: kleistos = gesloten en gamos = huwelijk. Onderzoek heeft uitgewezen dat de daglengte hiervoor vaak van invloed is. Zo ontdekte Carolus Linnaeus al dat de door hem gekweekte Zonneroosjes (Cistus sp.), die afkomstig zijn uit het meditarrane gebied rond de Middellanse zee, in Zweden geen bloemen gaven maar wel zaaddozen produceerden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten