Toen ik rozen kreeg
Rozen, ik vind u droef,
Rozen, mijn tranen breken
Uit ogen, die anders stroef
En onverbreeklijk keken.
Rozen, uw wit en rood,
Fel in de lucht opbloeiend,
Schijnt mij géén morgenrood
Van nieuwe liefde, ontgloeiend.
Maar toch, ik vraag: Bloei door,
Bloei door in mijn nabijheid:
't Is of 'k u fluistren hoor
Het gouden woord van Vrijheid.
Vrijheid van iedereen,
Van mensen en van dingen,
Om, voor Mij-zelf alleen,
Mijn heerlijk Vers te zingen...
Ach, 't allerlaatste is dit
Van àl die mooie liefde:
Hij, die iets liefs bezit,
Is blijer dan wie liefde.
Willem Kloos
Geen opmerkingen:
Een reactie posten